
Charlotte en het feeënvolkje
Op haar hoge zetel, net iets hoger als al het andere in haar nabije omgeving, zit zij met rechte rug en overziet haar koninkrijk. Haar lange kastanje bruine lokken golven weelderig over haar half naakte rug en schouders en rijken tot over de bloemblaadjes heen, richting de vochtige aarde. Zij heeft haar welgevormde lippen strak op elkaar geperst en tussen haar wenkbrauwen vormt zich een streep die vanuit haar voorhoofd tot haar neusbrug loopt. Maar dat geeft niet. Net als bij alle andere feeën, zal die frons niet in haar mooie doorschijnende gezichtje blijven plakken en lelijke rimpels veroorzaken. Net als alle andere feeën, zal zij jong en mooi blijven, tot in het einde der tijden. Tot in het einde der tijden of totdat zij door een ongeval vroegtijdig van haar sprankelende leventje beroofd zal worden, maar dat gebeurt gelukkig maar zelden.
Het feetje waarover ik het nu heb en daar zo parmantig op haar paardenbloemen troon zit, heet Annabel. Annabel is de baas over alle feeën onder haar. De baas zijn is hard werken. Je moet steeds alert en op tegenvallers voorbereid zijn. Op dit moment zijn er zes feetjes aan het werk, zij krioelen vlijtig onder haar, ieder tevreden bezig met haar eigen taakje. De een poetst de dauwdruppels op de frisse jonge grassprietjes glanzend op, zodat de zonnestralen nog helderder groen worden weerkaatst waardoor het gevoel van de lente wordt versterkt. Een ander harkt de stukjes vruchtbare aarde tussen de grassprietjes en paardenbloemen keurig aan. Er is een feetje verantwoordelijk voor de juiste dosering gif in de jonge brandnetels, die nu overal hun kop opsteken naar het prille, maar al warme lentezonnetje. Annabel let goed op of ieder feetje haar taakje naar behoren uitvoert. Als zij iets ziet wat haar niet bevalt, wordt haar frons nog wat dieper. Zelf is zij een zeer nauwgezet feetje, heeft altijd haar taakjes naar behoren uitgevoerd en is nu dan ook terecht de baas. Als zij dan ziet dat de dauwdruppels niet naar behoren glimmen omdat er niet krachtig genoeg wordt gepoetst of dat de aarde niet langs keurig rechte lijnen wordt aangeharkt, dan gaan haar kleine hersentjes aan het ratelen om de juiste bewoordingen te vinden voor de onregelmatigheden, om zo het betreffende in gebreke zijnde feetje op een juiste manier aan te kunnen spreken, zodat alles weer naar behoren zal gaan functioneren. Ze wil net het feetje dat verantwoordelijk is voor de brandnetels bij zich roepen en uitleg gaan geven over het belang van de juiste dosering van het gif en de noodzaak hierbij niet te knoeien, als haar aandacht getrokken wordt door wat turbulentie rechts achter haar. Wanneer ze in de richting van het tumult kijkt ziet ze een fee een ladder beklimmen die tegen een wat grotere grashalm geplaatst staat, terwijl een andere fee de ladder vasthoudt. Even blijft ze als verstard, doodstil zitten, niet gelovend wat ze ziet, de frons tussen haar wenkbrauwen wordt zo mogelijk nog dieper. Het feetje dat de ladder beklimt, klimt ongestoord verder, zich niet bewust van de fronsende blik in haar rug, steeds aangemoedigd door het feetje beneden haar, die de ladder vasthoudt en dingen roept als: “voorzichtig klimmen hoor, goed vasthouden!” En: “Niet vallen!” Bijna was Annabel van haar troontje afgeklommen om de ondernemende feetjes eens ter verantwoording te roepen, maar ze bedenkt zich nog net op tijd. Ze is niet zo hoog op de ladder van de feeënhiërarchie geklommen door overal impulsief op te reageren. Inmiddels is het feetje bovenaan de ladder aangekomen en probeert ze met voorzichtige stapjes op de bovenkant van de grashalm te balanceren. Gelukkig zijn feetjes doorgaans erg licht, de grashalm echter zwaait vervaarlijk heen en weer. “Isadoris!” Roept Annabel, want zo heet het ondernemende en balancerende feetje, “Isadoris! Wat doet gij daar toch allemaal?” Annabel moet nu een beetje omhoog kijken, want Isadoris staat nu rechtop, op de grashalm, gelukkig heeft ze inmiddels wat meer stabiliteit gevonden. Met haar ene arm uitgestrekt voor het evenwicht en haar ander hand als een luifeltje boven haar ogen, kijkt ze om zich heen en antwoordt luid en duidelijk: “Ach Annabel, ik kijk om me heen naar de rest van de wereld, misschien is daar iets waar we iets aan kunnen hebben, of waar we misschien voor moeten oppassen”. “Krijg nou het heen en weer!” Denkt Annabel, ze heeft nu niet alleen een diepe frons, de mondhoeken van haar anders zo lieflijke rozenmondje trekken naar beneden, haar adem gaat sneller en haar ogen schieten vuur. “Waarom zou je dat doen?!” roept ze boos, “ik zit hier niet voor niets zo hoog mogelijk op mijn troon! Je bent mijn taak aan het uitvoeren! Houd je bij je eigen taak! Jij bent toch verantwoordelijk voor het nestje van de hazelmuis, hoe zit het daar dan mee?!” “Nou dat zal ik je vertellen,” begint Isadoris uit te leggen. “Hazeltje de Hazelmuis vertelde mij dat op een mooie ochtend als deze, de boer de koeien het weiland in zal laten. Een van de koeien heet Charlotte en is een vriendin van Hazeltje, zij vroeg mij een boodschap door te geven, dus ik dacht ik ga eens op de uitkijk staan. Ach ik zie ze in de verte al komen, wat leuk!” Annabel echter is in het geheel niet verheugd, nu loopt ook haar blanke, doorschijnende gezichtje rood aan, de stoom komt uit haar oren. “Dit is helemaal niet de bedoeling” denkt ze, “straks gaat zomaar iedereen met iedereen kletsen, achter mijn rug om en wordt er dadelijk helemaal niet meer gewerkt, ik moet nu paal en perk stellen!” Ze gaat op haar troontje staan, vouwt een toeter van een blaadje van een pinksterbloem en begint aan een toespraak voor het hele feeënvolk over verantwoordelijkheden, deugdelijkheid, belangenverstrengeling en wat daar verder allemaal bij komt kijken. Ze is zo in haar toespraak verdiept dat ze het waarschuwende geroep en gezwaai van Isadoris niet opmerkt. Pas als ze merkt dat alle feetjes in paniek alle kanten oprennen, kijkt ze om zich heen en ziet ze eerst een zwarte schaduw op zich afkomen gevolgd door een grote, zware, grijze koeienhoef.
Charlotte kijkt tevreden, herkauwend om zich heen, zich niet bewust van het drama wat zich onder haar hoef afspeelt. Ze denkt aan haar vriendin Hazeltje en hoe mooi het leven is als de zon schijnt en je vriendinnen hebt.